In een experiment met erwtenplanten kruisten twee paarsbloemige bloemen die heterozygoot zijn voor de allelen bloemkleur. De resultaten nakomelingen bloemen 25 w?

In een experiment met erwtenplanten worden twee paarsbloemige planten gekruist die heterozygoot zijn voor de allelen van de bloemkleur. Uit de resultaten blijkt dat 25% van de bloemen van de nakomelingen wit zijn. Dit komt overeen met de verwachte Mendeliaanse verhouding voor een monohybride kruising met een dominant allel (paars) en een recessief allel (wit).

De ouderplanten zijn beide heterozygoot voor het bloemkleurallel, wat betekent dat ze elk één kopie van het dominante allel (P) en één kopie van het recessieve allel (p) dragen. Wanneer deze planten worden gekruist, zijn de mogelijke nakomelingengenotypes PP, Pp en pp.

De PP-nakomelingen zullen paarse bloemen hebben, omdat ze twee exemplaren van het dominante allel hebben. De Pp-nakomelingen zullen ook paarse bloemen hebben, omdat het dominante allel zelfs tot uiting komt als het recessieve allel aanwezig is. De pp-nakomelingen zullen echter witte bloemen hebben, omdat ze twee exemplaren van het recessieve allel hebben.

De verwachte fenotypische verhouding voor deze kruising is daarom 3 paarse bloemen:1 witte bloem. Dit is wat in het experiment wordt waargenomen, aangezien 25% van de nakomelingenbloemen wit zijn.