Wat gebeurt er met de koolhydraten uit tarwemeel als je gist toevoegt?

Wanneer gist in contact komt met de koolhydraten (zetmeel) in tarwemeel, ondergaan ze een proces dat bekend staat als fermentatie. Dit is wat er gebeurt:

1. Activering:Wanneer gist wordt gemengd met warm water, worden de gistcellen actief en beginnen ze te groeien.

2. Enzymproductie:De gistcellen produceren een enzym dat amylase wordt genoemd. Dit enzym breekt complexe koolhydraten, zoals zetmeel, af tot eenvoudigere koolhydraten, zoals maltose en glucose.

3. Suikerafbraak:Amylase begint het in het tarwebloem aanwezige zetmeel af te breken tot fermenteerbare suikers.

4. Kooldioxideproductie:De gist zet glucose en andere fermenteerbare suikers om in kooldioxidegas en ethanol (alcohol). Dit resulteert in de vorming van kleine gasbelletjes in het deeg, waardoor het gaat rijzen.

5. Ethanolproductie:Naast kooldioxide produceert gist ook ethanol als bijproduct van de fermentatie. Tijdens het bakken verdampt echter het grootste deel van de ethanol door de hoge temperatuur.

6. Smaak en aroma:Het fermentatieproces draagt ​​bij aan de karakteristieke gistachtige smaak en het aroma dat gewoonlijk wordt geassocieerd met brood en andere bakwaren op basis van gist.

7. Deeguitbreiding:Terwijl de gist gas blijft produceren, begint het deeg uit te zetten en te rijzen. De kooldioxidebelletjes komen vast te zitten in de deegstructuur, waardoor een luchtige textuur ontstaat.

8. Bakproces:Wanneer het brood of deeg wordt gebakken, zorgt de hitte ervoor dat de gist sterft. De effecten van fermentatie, zoals het uitzetten van het deeg en de aanwezigheid van smaakstoffen, blijven echter intact.

Samenvattend:wanneer gist aan tarwemeel wordt toegevoegd, voedt de gist zich met de koolhydraten (zetmeel) en zet deze om in eenvoudigere suikers. Dit proces, bekend als fermentatie, resulteert in de productie van kooldioxidegas en ethanol, wat leidt tot de uitzetting van het deeg en de karakteristieke smaak van op gist gebaseerde bakproducten.