Wat werd door Hershey en Chase gebruikt in hun experiment?

Hershey en Chase voerden in de jaren vijftig een reeks experimenten uit om te bepalen of DNA of eiwit het genetische materiaal was. Ze gebruikten de volgende componenten in hun experimenten:

Bacteriofaag (faag) :Ze gebruikten een specifiek type virus dat bacteriën infecteert, een zogenaamde bacteriofaag of faag. De faag heeft een eiwitmantel en DNA erin.

Bacteriën: Hershey en Chase gebruikten de bacterie *Escherichia coli* (E. coli) als gastheer voor de faag.

Radioactieve isotopen: Ze labelden het faag-DNA met radioactief fosfor (32P) of de faageiwitmantel met radioactief zwavel (35S). Hierdoor konden ze volgen welk molecuul tijdens de infectie in de bacterie terechtkwam.

Centrifugatie: Hershey en Chase gebruikten een centrifuge om de virusdeeltjes van de bacteriecellen te scheiden. Ze lieten het mengsel van met fagen geïnfecteerde bacteriën met hoge snelheid ronddraaien, waardoor de zwaardere bacteriecellen zich op de bodem van de buis nestelden, terwijl de lichtere virusdeeltjes in het supernatant bleven hangen.

Door het DNA of het eiwit van de faag selectief te labelen met radioactieve isotopen en vervolgens de geïnfecteerde bacteriën te scheiden van de virusdeeltjes, konden Hershey en Chase vaststellen dat DNA, en niet eiwit, het genetische materiaal was dat verantwoordelijk was voor de overdracht van erfelijke informatie tijdens faagonderzoek. infectie.