Wat zijn bijvoeglijke naamwoorden om drankjes te beschrijven?

* Alcoholisch: met alcohol.

* Bitter: met een harde, onaangename smaak.

* Bubbels: met bubbels.

* Cafeïnehoudend: met cafeïne.

* Koolzuurhoudend: kooldioxidegas bevatten.

* Citrusachtig: een zure, zure smaak hebben.

* Romig: met een gladde, dikke textuur.

* Bruisend: bruisend of bruisend.

* Bloemen: met een zoete, geurige geur of smaak.

* Fruitig: de smaak of geur van fruit hebben.

* Kruiden: de smaak of geur van kruiden hebben.

* Heet: een hoge temperatuur hebben.

* IJs: waaraan ijs is toegevoegd.

* Moutig: met de smaak of geur van mout.

* Mintachtig: met de smaak of geur van munt.

* Verfrissend: met een aangename, verkwikkende smaak.

* Glad: met een gladde, gelijkmatige textuur.

* Zuur: met een scherpe, zure smaak.

* Pittig: met een hete, scherpe smaak.

* Lief: met een hoog suikergehalte.

* Taart: met een scherpe, zure smaak.

* Tropisch: met de smaak of geur van tropisch fruit.

* Warm: een gematigde temperatuur hebben.

* Woody: met de smaak of geur van hout.