Hoe gebruik je een moment in een zin?

Hier zijn een paar voorbeelden van hoe je "even" in een zin kunt gebruiken:

* Ik bleef even staan ​​om van het prachtige uitzicht te genieten.

* Het kind staarde even naar het speelgoed voordat hij zijn hand uitstak om het te pakken.

* Ze stopte even om op adem te komen.

* Ze keken elkaar even aan en glimlachten toen.

* Ik aarzelde even voordat ik mijn beslissing nam.

* De muziek stopte even en begon toen weer.

* De kat sprong op de tafel en bleef even staan, rondkijkend.

* De trein stopte even bij het station en vervolgde daarna zijn reis.

* De regen hield even op en begon toen weer.

* Het vliegtuig landde even en steeg toen weer op.