Welke woorden beschrijven wijn?

Zuurgraad: De hoeveelheid zuur in wijn, die bijdraagt ​​aan de zuurheid en frisheid.

Alcohol: Het volumepercentage alcohol in wijn.

Aroma's: De geuren die in wijn waarneembaar zijn, zoals fruit, bloemen, kruiden en specerijen.

Saldo: De harmonieuze relatie tussen de verschillende componenten van wijn, zoals zuurgraad, zoetheid, tannines en alcohol.

Lichaam: Het gewicht en de textuur van wijn in de mond, variërend van licht tot vol.

Complexiteit: Het aantal en de verscheidenheid aan aroma's en smaken in wijn.

Droogte: Het tegenovergestelde van zoetheid, wat wijst op het gebrek aan restsuiker in wijn.

Voltooien: De smaak en sensaties die in de mond blijven hangen na het doorslikken van wijn.

Fruit: De smaken van fruit in wijn, zoals kersen, frambozen, bramen en pruimen.

Mineralen: De smaak en sensaties geassocieerd met mineralen in wijn, zoals leisteen, krijt en graniet.

Eik: De aroma's en smaken van eikenhouten vaten, zoals vanille, toast en kruiden.

Zoetheid: De hoeveelheid restsuiker in wijn, variërend van droog tot zoet.

Tanninen: De fenolverbindingen die voorkomen in druivenschillen en zaden, die bijdragen aan de wrangheid en bitterheid van wijn.

Terroir: De unieke kenmerken van een wijn die de specifieke geografische oorsprong weerspiegelen, inclusief bodem, klimaat en wijnbereidingspraktijken.

Viscositeit: De dikte en weerstand tegen stroming van wijn in de mond.