Welk voedsel vonden de Maori toen ze naar aotearoa gingen?

Toen de Māori-mensen voor het eerst in Aotearoa (Nieuw-Zeeland) aankwamen, vonden ze een breed scala aan voedselbronnen in hun nieuwe omgeving. Hier zijn enkele van de belangrijkste voedingsmiddelen die de Māori ontdekten en gebruikten:

1. Kumara (zoete aardappel):

Kumara was een zeer gewaardeerd gewas dat door de Māori in Aotearoa werd geïntroduceerd. Ze verbouwden verschillende soorten kumara, die een essentieel onderdeel van hun dieet werden. Kumara was zeer voedzaam en bood een betrouwbare voedselbron.

2. Taro:

Taro, een ander belangrijk gewas dat door de Māori werd meegebracht, werd gevonden in wetlands en zorgde voor voedsel via zijn eetbare wortels en bladeren. Taro was veelzijdig en kon op verschillende manieren worden gekookt.

3. Varenwortel (Rarangi):

Varenwortel, met name de wortelstok van de varensvaren (Pteridium esculentum), was een hoofdvoedselbron voor de Māori. Ze verwerkten varenwortel via een arbeidsintensief proces om gifstoffen te verwijderen en meel te produceren.

4. Vis:

De overvloedige kustlijn en waterwegen vormden een rijke bron van vis voor de Māori. Ze ontwikkelden verschillende vismethoden, waaronder het gebruik van harpoenen, netten en vallen. Snapper, blauwe kabeljauw, bot en kahawai behoorden tot de vele vissoorten waarop de Māori vertrouwden.

5. Vogels:

Het unieke vogelleven van Nieuw-Zeeland bood de Māori verschillende voedselbronnen voor vogels. Ze jaagden op verschillende vogelsoorten, zoals moa (nu uitgestorven), kererū (houtduif) en tītī (schapenvogel).

6. Zeevruchten:

De Māori gebruikten een verscheidenheid aan vissoorten, waaronder schelpdieren (mosselen, pipis en tuatua), rivierkreeften en zee-egels. Zeevruchten vormden een belangrijk onderdeel van hun kustdieet.

7. Planten en bessen:

De Māori profiteerden van eetbare wilde planten en bessen die in de bossen en kustgebieden te vinden waren. Deze omvatten raupo (lido), pūhā (zaaidistel), kawakawa (peperboom) en tī kōuka (koolboom).

8. Insecten:

Bepaalde soorten insecten, zoals huhu-larven en wētā, werden ook opgenomen in het Māori-dieet. Deze werden vaak verzameld van inheemse bomen.

9. Wilde vruchten:

Wilde vruchten, zoals tōtara-bessen, rātā-bessen en karaka-bessen, droegen bij aan het plantaardige dieet van de Māori.

10. Wilde Paddestoelen:

De Māori verwerkten eetbare wilde paddenstoelen, zoals piopio en titoki-paddenstoelen, in hun keuken.

11. Geneeskrachtige planten:

Naast voedsel vonden de Māori planten en kruiden met geneeskrachtige eigenschappen, die voor genezende doeleinden werden gebruikt.

Het is belangrijk op te merken dat sommige van de genoemde voedselbronnen mogelijk regionale verschillen hadden en gelokaliseerd waren in bepaalde gebieden van Aotearoa, op basis van de specifieke beschikbaarheid van hulpbronnen.