Hoe kwamen de bedoeïenen aan hun zout?

De route van de Zoutkaravaan

De bedoeïenen haalden hun zout uit de oevers van de Arabische Golf. De zouthandel, die eeuwenlang een belangrijke rol speelde in het Arabische handelsleven, vond zijn oorsprong bij de zeevarende gemeenschappen van de Golf.

Te voet, op ezels of op kamelen trokken kleine karavanen uit het binnenland in de herfst langzaam naar het oosten, op zoek naar het kostbare goed. De eerste etappe was de kust bij Umm Said. Vanaf hier ging de handelsroute landinwaarts door de grote zandwoestijn die bekend staat als de Rub al-Khali (Lege wijk) en volgde een reeks putten totdat deze de Wadi Batin ontmoette aan de voet van de Hajar Range van de huidige Verenigde Arabische Emiraten. De reis werd mogelijk gemaakt doordat de putten onderweg met tussenpozen waren gezonken. Nadat we de noordelijke woestijn waren overgestoken, ging de weg door het Hajargebergte en over de kustvlakte naar de zee bij Ras al-Khaimah. Hier kampeerden de bedoeïenen-zouthandelaren een aantal weken, kochten zout en legden voorraden aan voor hun terugreis naar huis. Het was niet ongebruikelijk dat de zouthandelaren zes maanden of langer wegbleven. De bedoeïenenstammen gebruikten hun kamelen en ezels om ladingen met een gewicht van 200 pond zout naar huis te brengen.

De zoutroute stond bekend als de darb at-tamil (de weg van het zout) of darb al-malah (de weg van het zout). Het ging van Al-Kharj via Al-Ahsa naar Oman. Een andere karavaanroute naar de zoutrijke gebieden van Zuid-Arabië vertrok vanuit de oase Buraida, liep ten oosten van Tabuk en sloot zich aan bij de karavaanroute Tabuk-Medina nabij de bronnen van al-Khuraybat. Vanaf hier splitste de route zich, waarbij de ene doorging naar Medina, en de andere in noordoostelijke richting naar de bronnen van al-Qurayyah, vlakbij de zoutvelden van Dhankhal.

Geschiedenis van de zoutwinning in Dhankhal, Saoedi-Arabië

Het dorp Dhankhal ligt ongeveer 160 kilometer ten noordoosten van Medina. In de oudheid werd hier zout gewonnen door zowel de Nabateeërs als de Romeinen. Na de val van het Romeinse rijk werd Dhankhal een deel van het gebied onder de controle van het moslimkalifaat, en de zoutmijnen werden bijzonder waardevolle hulpbronnen.

Na het einde van de Ottomaanse overheersing in 1918 bleef Dhankhal de locatie van uitgebreide zoutmijnen. De eerste commerciële zoutmijn van Saoedi-Arabië werd hier in 1953 gevestigd. In de jaren zeventig waren er zeven zoutmijnen in bedrijf. De productie piekte in 1984 op 1.225.000 ton. Momenteel is er één zoutmijn in gebruik in Dhankhal.