Hoe kwamen mensen in de jaren 1790-1850 aan voedsel en welke soorten consumeerden ze?

Tijdens de jaren 1790-1850 verkregen mensen in de Verenigde Staten hun voedsel voornamelijk via landbouw en jacht. Dit was een periode vóór de wijdverbreide industrialisatie en commerciële voedselverwerking, dus het meeste voedsel werd lokaal geproduceerd en geconsumeerd.

1. Landbouw :

- Zelfvoorzienende landbouw Veel mensen woonden op het platteland en beoefenden zelfvoorzienende landbouw, waarbij ze gewassen verbouwden en dieren fokten, voornamelijk om in hun eigen behoeften te voorzien en niet voor de verkoop. Veel voorkomende gewassen waren onder meer maïs, tarwe, aardappelen en groenten, terwijl het vee runderen, varkens en kippen omvatte.

- Commerciële landbouw :Naarmate het transport verbeterde, begonnen sommige boeren landbouwproducten te produceren voor verkoop op lokale markten of voor export. Tarwe, katoen en tabak waren in deze periode belangrijke marktgewassen.

2. Jagen en vissen :

- De jacht was een belangrijke bron van vlees, vooral in de grensgebieden. Er werd vaak op herten, konijnen en wilde vogels gejaagd.

- Visserij was een andere essentiële manier om aan voedsel te komen, vooral in kustgebieden en langs rivieren. Vis werd gevangen in meren, rivieren en de oceaan, en veel mensen bewaarden ze door ze te zouten, roken of drogen.

3. Bewaarmethoden :

- Conserveringsmethoden waren essentieel om voedsel gedurende deze tijd te bewaren en te bewaren. Veel voorkomende conserveringstechnieken waren onder meer:

- Zouten:Vlees, vis en groenten werden geconserveerd door ze in zout te verpakken.

- Roken:Vlees en vis werden boven een rokerig vuur gehangen om ze te conserveren.

- Drogen:Fruit, groenten en vlees werden in de zon of boven een vuur gedroogd om hun vochtgehalte te verwijderen.

- Inmaken:Groenten werden geconserveerd in een mengsel van azijn, zout en kruiden.

4. Voedselconsumptie :

- Het dieet van mensen in de jaren 1790-1850 was grotendeels afhankelijk van hun geografische locatie en economische status. Enkele veel voorkomende voedingsmiddelen tijdens deze periode waren echter:

- Brood:Brood gemaakt van tarwe of maïsmeel was in veel huishoudens het hoofdvoedsel.

- Maïsmeel:Maïsmeel werd veel gebruikt om pap, cakes en brood te maken.

- Vlees:Vlees, vooral varkensvlees en rundvlees, vormde een belangrijk onderdeel van het dieet.

- Groenten:Groenten zoals aardappelen, pompoen, rapen en bonen werden vaak geconsumeerd.

- Fruit:Fruit zoals appels, perziken en bessen werden vers of geconserveerd gegeten.

Over het geheel genomen was het voedsel dat tussen 1790 en 1850 werd verkregen en geconsumeerd voornamelijk lokaal geproduceerd en geproduceerd, waarbij de nadruk werd gelegd op zelfvoorziening en het vertrouwen op traditionele methoden voor het bewaren en bereiden van voedsel.