Hoe kun je kaas omschrijven?

Hier zijn een paar manieren om kaas te beschrijven:

- Romig: Kaas die zacht en soepel is en een hoog vetgehalte heeft. Voorbeelden hiervan zijn Brie, Camembert en Roquefort.

- Kruimig: Kaas die droog en kruimelig is en een laag vochtgehalte heeft. Voorbeelden hiervan zijn Parmezaanse kaas, Pecorino en Romano.

- Vast: Kaas die stevig en stevig is, met een gemiddeld vochtgehalte. Voorbeelden hiervan zijn Cheddar, Zwitsers en Gouda.

- Zacht: Zachte, smeerbare kaas met een hoog vochtgehalte. Voorbeelden zijn roomkaas, ricotta en mozzarella.

- Vers: Kaas die is gemaakt van ongerijpte wrongel en een delicate smaak heeft. Voorbeelden hiervan zijn queso fresco, paneer en feta.

- Ouder: Kaas die enige tijd heeft gerijpt en een sterkere smaak heeft. Voorbeelden hiervan zijn Parmezaanse kaas, Cheddar en Gouda.

- Blauw: Kaas die is geënt met een schimmelcultuur, waardoor er blauwe nerven in de kaas ontstaan. Voorbeelden hiervan zijn Stilton, Gorgonzola en Roquefort.

- Gewassen korst: Kaas die is gewassen met een pekel- of alcoholoplossing, waardoor een onderscheidende smaak ontstaat. Voorbeelden hiervan zijn Munster, Limburger en Époisses.