Hoe verschilt teosinte tegenwoordig van maïs?

Teosinte, de wilde voorouder van moderne maïs, vertoont een aantal duidelijke verschillen met de sterk gedomesticeerde maïs die we tegenwoordig kennen:

Oren en kernels: Teosinte heeft kleine en broze korenaren met een paar rijen korrels, in tegenstelling tot de grote en goed ontwikkelde maïskolven met talrijke rijen dikke en uniforme korrels.

Zadverspreiding: Teosinte-oren vallen uiteen op de vervaldag, waardoor de korrels afzonderlijk vrijkomen, wat helpt bij de zaadverspreiding. Moderne maïs daarentegen houdt de korrels stevig op de kolf, wat het oogsten vergemakkelijkt.

Kernelhardheid: Teosinte-pitten zijn moeilijk en lastig te kauwen vanwege hun beschermende omhulsel, bekend als het zilvervlies. Maïskorrels hebben daarentegen een zachter vruchtvlees, waardoor ze gemakkelijker te eten zijn.

Plantstructuur: Teosinte-planten zijn minder uniform en hebben meer vertakkingen vergeleken met moderne maïsplanten. Ze kunnen enkele meters hoog worden, terwijl maïsplanten doorgaans korter zijn en een meer gecontroleerd groeipatroon hebben.

Genetische diversiteit: Teosinte vertoont een grotere genetische diversiteit vergeleken met maïs. Deze diversiteit dient als een waardevolle hulpbron voor plantenveredelaars om gewenste eigenschappen te introduceren en moderne maïsvariëteiten te verbeteren.

Door eeuwen van selectief fokken en domesticeren hebben mensen teosinte omgezet in maïs, waardoor de voedingswaarde, de opbrengst en het teeltgemak ervan verbeterden. De grote korenaren, de zachte korrels en de verbeterde agronomische eigenschappen van maïs maakten het tot een hoofdgewas voor menselijke consumptie en veevoer, wat bijdroeg aan de ontwikkeling van de moderne landbouw.