Welke invloed heeft zout op het bevriezen van ijs?

Zout beïnvloedt het bevriezen van ijs door het vriespunt te verlagen. Dit betekent dat water met zout erin bij een lagere temperatuur vloeibaar blijft dan zuiver water. De hoeveelheid zout die je moet toevoegen om het vriespunt te verlagen, is afhankelijk van de zoutconcentratie in het water.

Er zijn twee belangrijke manieren waarop zout het vriespunt van water kan verlagen. Ten eerste kan zout de vorming van ijskristallen verstoren. IJskristallen ontstaan ​​wanneer watermoleculen zich in een zeshoekige vorm aan elkaar hechten. Zout kan voorkomen dat deze watermoleculen zich aan elkaar hechten, waardoor het water bij een lagere temperatuur vloeibaar blijft.

Ten tweede kan zout zich binden aan watermoleculen. Wanneer dit gebeurt, kunnen de watermoleculen zich minder goed verplaatsen, wat ook de vorming van ijskristallen voorkomt. Hoe meer zout je aan water toevoegt, hoe meer watermoleculen aan zout gebonden zullen zijn en hoe lager het vriespunt zal zijn.

Het vriespunt van zout water is geen constante waarde. Hoe meer zout je toevoegt, hoe lager het vriespunt zal zijn. Er is echter een grens aan hoe laag het vriespunt kan zijn. Het laagst mogelijke vriespunt voor zout water is -21 graden Celsius (-6 graden Fahrenheit). Dit is de temperatuur waarbij alle watermoleculen in de oplossing aan zout gebonden zijn en het water niet meer kan bevriezen.