Hoe beïnvloedt de warmte-inhoud van een stof de manier waarop deze stroomt?

De relatie tussen de warmte-inhoud (temperatuur) van een stof en de manier waarop deze stroomt kan worden begrepen via het concept van viscositeit. Viscositeit is de weerstand van een vloeistof tegen stroming. Het wordt vaak omschreven als de "dikte" of "plakkerigheid" van een stof.

Over het algemeen neemt de viscositeit af naarmate de temperatuur van een stof stijgt. Dit betekent dat het minder stromingsbestendig wordt en gemakkelijker te verplaatsen is. Koude honing is bijvoorbeeld dikker en vloeit langzamer dan warme honing.

De afname van de viscositeit bij toenemende temperatuur kan worden verklaard door de toegenomen moleculaire beweging bij hogere temperaturen. Naarmate de temperatuur stijgt, krijgen de moleculen van de stof meer energie en bewegen ze sneller. Deze verhoogde moleculaire beweging maakt het gemakkelijker voor de moleculen om langs elkaar heen te glijden, waardoor de weerstand tegen stroming wordt verminderd.

Het omgekeerde is ook waar:naarmate de temperatuur daalt, neemt de viscositeit toe. Dit betekent dat het moeilijker wordt voor de substantie om te stromen. Water bevriest bijvoorbeeld bij 0 graden Celsius en wordt een vaste stof, die veel beter bestand is tegen stroming dan vloeibaar water.

De temperatuurafhankelijkheid van de viscositeit is een belangrijke overweging bij veel industriële en technische toepassingen. De viscositeit van oliën en smeermiddelen is bijvoorbeeld van cruciaal belang voor een goede werking van machines. De viscositeit van brandstoffen is ook belangrijk voor een efficiënte verbranding en stroming door pijpleidingen.