Wat waren de typische alcoholpercentages voor whisky in het begin van de 20e eeuw, vóór het overheidsmandaat van 40 procent?

Vóór de invoering van overheidsregels varieerde het alcoholgehalte van whisky aanzienlijk en bestond er geen standaardpercentage. Whisky werd vaak in verschillende sterktes geproduceerd en geconsumeerd, waarbij sommige whisky's een alcoholgehalte tot 75% ABV (150 proof) of hoger bereikten.

Deze hoogwaardige whisky's werden vaak 'witte hond' of 'maneschijn' genoemd en werden doorgaans geconsumeerd door mensen die op het platteland woonden of door degenen die hun eigen sterke drank produceerden. Over het algemeen lagen de commercieel geproduceerde whisky's in deze periode waarschijnlijk tussen de 45 en 60% (90-120 proof).

Toen regeringen de productie en verkoop van alcohol begonnen te reguleren, begonnen ze normen vast te stellen en minimumalcoholpercentages vast te stellen voor verschillende soorten alcoholische dranken, waaronder whisky. De vaststelling van een minimum alcoholpercentage van 40% ABV (80 proof) voor whisky in de Verenigde Staten vond plaats tijdens het verbodstijdperk als een middel om legale whisky te onderscheiden van maneschijn en andere illegale sterke dranken.