Is de kabeljauwvisserij begonnen met de pelshandel?

De kabeljauwvisserij en de pelshandel waren twee afzonderlijke, maar verwante industrieën in Noord-Amerika. De visserij op kabeljauw werd gedreven door de vraag in Europa naar Atlantische kabeljauw, die werd gedroogd, gezouten en over de Atlantische Oceaan verscheept. Deze industrie leidde tot de oprichting van vissersgemeenschappen langs de kust van Newfoundland, Canada, waar Portugese, Franse, Spaanse en Engelse vloten zich tijdens de zomer verzamelden om de trekkende kabeljauw te vangen. De kabeljauwvisserij begon al in de 16e eeuw, toen Portugese en Spaanse vissers voor het eerst naar de Grand Banks zeilden. Deze industrie groeide uiteindelijk uit tot een belangrijke economische motor voor de regio en ondersteunde de groei van andere industrieën, zoals de scheepsbouw.

Ondertussen ontstond met de komst van Europeanen in de 16e en 17e eeuw de Noord-Amerikaanse bonthandel, voornamelijk in beverhuiden voor het maken van hoeden. Franse en Britse handelaren richtten netwerken van handelsposten op in het binnenland van Noord-Amerika om goederen uit te wisselen met inheemse gemeenschappen. Franse handelaren speelden een belangrijke rol, beginnend in de jaren 1530 en bouwden een enorm imperium voor de bonthandel in het binnenland van het continent op. In tegenstelling tot de kabeljauwvisserij was de bonthandel niet gebonden aan een specifieke locatie en verplaatste deze zich naar het westen toen er nieuwe bronnen van bont werden gevonden.

Dus hoewel de kabeljauwvisserij en de pelshandel beide belangrijke economische activiteiten waren in Noord-Amerika, hebben ze elkaar niet rechtstreeks veroorzaakt of in gang gezet.