Beschrijf hoe u kunt controleren of het vlees van de juiste soort is gesneden en hoeveel het is voor het gerecht.

Inspecteer het vlees op visuele aanwijzingen.

- Kijk naar de kleur. Vers vlees moet een heldere, levendige kleur hebben die kenmerkend is voor het soort vlees. Rundvlees moet bijvoorbeeld rood zijn, varkensvlees moet roze zijn en kip moet wit zijn. Als het vlees saai is, moet dat een reden tot zorg zijn.

- Controleer op marmering. Marmering verwijst naar de dunne vetlijnen die door vlees lopen. Hoe meer marmering, hoe smaakvoller en malser het vlees zal zijn.

- Bekijk de textuur. Vers vlees moet stevig aanvoelen, maar niet hard. Als het vlees sponzig of zacht is, kan het oud of bedorven zijn.

- Ruik het vlees. Vers vlees moet een licht zoete geur hebben. Als het vlees een sterke, onaangename geur heeft, kan het bedorven zijn.

Bevestig het stuk vlees.

Elk stuk vlees heeft een specifiek doel en bereidingswijze. Ossenhaassteaks kunnen bijvoorbeeld het beste worden gegrild of geroosterd, terwijl braadstukjes het beste kunnen worden gestoofd of gestoofd. Als u niet zeker weet welk stuk vlees u heeft, vraag het dan aan uw slager.

Controleer de hoeveelheid vlees.

De hoeveelheid vlees die je nodig hebt, is afhankelijk van het aantal personen dat je serveert en de grootte van het gerecht dat je maakt. Een goede vuistregel is om 1/2 tot 1 pond vlees per persoon toe te staan. Als u niet zeker weet hoeveel vlees u nodig heeft, vraag het dan aan uw slager.