Welke zinsnede zit er in de zin:Krab was veilig in zijn skelet?

De uitdrukking "in zijn skelet" is een voorzetsel. Het begint met een voorzetsel ("binnen") en eindigt met een zelfstandig naamwoord of voornaamwoord ("skelet"). Het voorzetsel fungeert als een bijvoeglijk naamwoord en beschrijft de locatie van de krab.