Welke zouten kunnen de hardheid van water veroorzaken?

De primaire zouten die verantwoordelijk zijn voor de waterhardheid zijn calcium- (Ca²+) en magnesiumzouten (Mg²+). Deze ionen kunnen reageren met anionen zoals carbonaat (CO3²⁻), bicarbonaat (HCO3⁻), sulfaat (SO4²⁻) en chloride (Cl⁻) om verschillende mineralen te vormen die bijdragen aan de waterhardheid. Hier zijn enkele veel voorkomende waterhardende zouten:

Calciumcarbonaat (CaCO3): Dit is de meest voorkomende oorzaak van waterhardheid en wordt vaak ‘kalkaanslag’ genoemd. Het ontstaat wanneer calciumionen reageren met carbonaat- of bicarbonaationen.

Magnesiumcarbonaat (MgCO3): Net als calciumcarbonaat draagt ​​magnesiumcarbonaat ook bij aan de waterhardheid en kan het kalkaanslag vormen.

Calciumsulfaat (CaSO4): Dit is algemeen bekend als "gips" en wordt in bepaalde geologische formaties aangetroffen. Het kan oplossen in water en bijdragen aan de hardheid, vooral in gebieden met hoge sulfaatconcentraties.

Magnesiumsulfaat (MgSO4): Magnesiumsulfaat, ook wel 'Epsom-zout' genoemd, kan waterhardheid veroorzaken en een laxerend effect hebben als het in grote hoeveelheden wordt geconsumeerd.

De aanwezigheid en concentraties van deze zouten in water bepalen de mate van waterhardheid. Hard water kan verschillende nadelen hebben, waaronder een verminderde effectiviteit van zeep en wasmiddelen, kalkaanslag in sanitaire systemen en een onaangename smaak of geur. Daarentegen wordt zacht water over het algemeen als wenselijker beschouwd voor huishoudelijke en industriële doeleinden.